Over ons
Nieuwe leden Raad van Toezicht voorvechters voor contact in de wijk
In 2023 traden Jaap van Weeghel en Audrey van Schaik toe tot onze Raad van Toezicht. Hoe kijken zij terug op hun eerste tijd als toezichthouder en wat viel hen op?
Waarom koos u voor Leviaan?
Audrey: ‘Als psychiater en bestuurder van GGZ Rivierduinen is het voor mij interessant om te zien hoe het werkt bij een zorgorganisatie, met hetzelfde type cliënten maar met een andere rol. Vanuit mijn werk ben ik bekend met de behandelkant van de zorg, terwijl Leviaan zich meer op de maatschappelijke kant richt. Daarnaast is Leviaan een fijne organisatie in een mooi verzorgingsgebied. Ik groeide zelf op in Monnickendam dus ik ken de regio een beetje.’
Jaap: ‘Ik kende de organisatie al vanuit mijn werk bij de Parnassia Groep, een samenwerkingspartner van Leviaan. Mijn indruk van Leviaan was altijd positief: betrokken mensen leveren goede zorg als voorziening tussen de behandelende psychiatrie. Ze verrichten belangrijk werk voor heel veel mensen in de samenleving.’
Klopt die eerste indruk van Leviaan?
Jaap: Ja, in grote lijnen zeker. Zo nam Leviaan het initiatief voor ervaringskenniscentrum Pleq. Deze voorziening komt goed op gang en mensen hebben daar echt iets aan. Bij locatiebezoeken zag ik hoe we mensen in de wijk een mogelijkheid bieden om met anderen in contact te komen en zo vooroordelen en stigma wegnemen. Ook de wijze waarop jullie je inzetten om de kwaliteit van de begeleiding te verbeteren spreekt me zeer aan.’
Audrey: ‘Mijn indruk klopte niet helemaal, de omvang van de activiteiten verraste mij. Ik dacht dat Leviaan zich met name op wonen richtte. Aanvullend biedt Leviaan dagbesteding en ambulante begeleiding.’
Waar houdt u toezicht op?
Audrey: ‘We spreken als toezichthouders met name de bestuurder, maar ik probeer te zien of dat wat de bestuurder ons vertelt, klopt met wat de medezeggenschapsorganen teruggeven en wat mijn eigen gevoel is bij de werkbezoeken. Door die verschillende bronnen krijg ik een goed beeld van hoe de organisatie er voorstaat en of de organisatiekeuzes daadwerkelijk worden uitgevoerd. Zo vond ik het bij ons bezoek aan Pleq leuk dat de ondernemingsraad en de cliëntenraad er waren. Bij een ander werkbezoek sprak ik cliënten over hun ervaringen met de begeleiding.’
Jaap: ‘Als lid van de commissie kwaliteit en veiligheid kijk ik naar de kwaliteit van de begeleiding, wat we daarin ontwikkelen, hoe we de professionaliteit vergroten en hoe we als organisatie dingen doen. Ik vind het belangrijk om mensen die dat willen, te begeleiden naar een betaalde baan. Ik heb me ingezet voor de methode Individuele Plaatsing en Steun (IPS). Ik breng daarom ter sprake of we dat kunnen aanbieden in samenwerking met partners die IPS in huis hebben.’
Er wordt de laatste jaren in de media meer gesproken over psychische kwetsbaarheden. Denkt u dat daarmee het stigma op onze doelgroep minder wordt?
Jaap: ‘Ik ben blij dat mensen met psychische aandoeningen steeds vaker in beeld komen. Uit onderzoek blijkt namelijk een verschil in acceptatie van lichtere klachten zoals depressie en angst. Dat ‘kan iedereen overkomen’, is het gevoel. Helaas oordeelt de Nederlandse bevolking harder over de ernstigere aandoeningen zoals psychose, borderline of drugsverslaving. Daarom is het belangrijk mensen met een psychische aandoening in contact te brengen met mensen die dat niet hebben of kennen. Zo groeit het begrip en de acceptatie.’
Audrey: ‘Ik sluit me daarbij aan. Voor de kwetsbare groep, de nietaaibare cliëntenpopulatie waar we een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid voor hebben, is weinig sympathie. Er heerst in de samenleving een hoog ‘eigen schuld, dikke bult’-gehalte. Mensen die in zichzelf praten, er smoezelig uitzien, weinig steunsysteem hebben, niet werken en middelen gebruiken. Voor hen is de tolerantie van de samenleving heel beperkt. Ik was eerder bestuurder in de ouderenzorg. In die tijd kwam de discussie op gang over de dementievriendelijke samenleving. Hugo Borst en Teun Toebes hebben daar veel in betekend. Dat heeft als effect dat mensen met dementie veel meer worden geaccepteerd. Ik zou graag diezelfde kentering zien voor de psychiatrie. Voor een buurman met dementie doen mensen graag een boodschap, maar een schizofrene buurman gaan we liever uit de weg. Hoe zorgen we ervoor dat we voor hem dezelfde verantwoordelijkheid voelen?’
Wat zijn de uitdagingen voor de toekomst?
Audrey: ‘Leviaan moet gemeentes de komende tijd nog actiever aanspreken op hun maatschappelijke opdracht, want er zijn gewoon niet genoeg voorzieningen voor de kwetsbare groep in hun gemeentes. Een andere belangrijke opdracht is het behoud van medewerkers. Er is gemakkelijker werk, maar zij zijn er voor deze bijzondere doelgroep mensen. We moeten ze koesteren.’
Jaap: ‘De hele ggz staat onder druk met hoge kosten, lange wachtlijsten en personeelstekorten. Ik ben er van overtuigd dat we het niet meer alleen kunnen. We moeten samenwerken in een netwerk van partners in de regio, gemeenten, cliënten- en familieorganisaties. Leviaan is al goed op weg als een betrouwbare partner met stevige samenwerkingsrelaties.’
Ziet u netwerkzorg als uitwerking hiervan?
Jaap: ‘Zeker! Ik vind het heel goed dat Leviaan meedoet aan het doorbraakproject netwerkzorg. Het is eigenlijk niet meer dan logisch dat de cliënt in regie is en dat organisaties daar dienstbaar aan zijn.’
Audrey: ‘Ik denk dat organisaties in de begeleidende ggz al gewend zijn om in netwerken te denken, dus netwerkzorg is misschien meer een opdracht voor de behandelende ggz. Ik zie ook oplossingen in regionaal denken; dat je je als regio verantwoordelijk voelt voor je populatie.’
Wat is een mooie herinnering aan het afgelopen jaar?
Jaap: ‘Ik werd positief verrast door de bijeenkomsten waarbij de ondernemingsraad, de centrale cliëntenraad en de naasten samen nadachten over de nieuwe koers. Mooi hoe iedereen een steentje bijdroeg aan de toekomst.’
Audrey: ‘Tijdens een werkbezoek in Zaandam liet een bewoner trots en blij zijn nieuwe appartement zien. Zijn trots maakte mij bewust van het belang van een eigen woonplek. Op dat soort momenten weet ik waarvoor we het doen.’